Javaansch-Nederduitsch Woordenboek, Gericke en Roorda, 1847, #16 (Bagian 21: Suplemen)
Judul
Sambungan
CitraTerakhir diubah: 22-08-2021
Pencarian Teks
Lingkup pencarian: teks dan catatan-kakinya. Teks pencarian: 2-24 karakter. Filter pencarian: huruf besar/kecil, diakritik serta pungtuasi diabaikan; karakter [?] dapat digunakan sebagai pengganti zero atau satu huruf sembarang; simbol wildcard [*] dapat digunakan sebagai pengganti zero atau sejumlah karakter termasuk spasi; mengakomodasi variasi ejaan, antara lain [dj : j, tj : c, j : y, oe : u, d : dh, t : th].
--- [773] ---
- hi :
- Zie ook ngingi.
- ihtiyar :
- Vrg. ngiktiyari, bij iktiyar.
- aès :
- zie bij paès.
- ahyas :
- zie bij paès.
- ana :
- is ook vóór een zin een uitroep van verwondering: zie eens aan!
- ina :
- -pangina, zie beneden.
- inah :
- is waarschijnlijk het [Ar. inna], vertraging, uitstel.
- anèr :
- zie bij nènèr.
- ênar :
- zie ngênari.
- ênêr :
- zie bij mênêr.
- ênêk :
- Vrg. bunêk.
- unadika :
- -mangunandika, zie beneden.
- ênêt :
- zie bij pênèt.
- ênês :
- zie ngênês.
- ênèm :
- zie nom.
- ênom :
- zie nom.
- ênêb :
- -mênêb, ngênêbi en ngênêbake, zie mênêb.
- unang :
- zie ngunang.
- onang :
- Vrg. ook unang, bij ngunang.
- anco :
- beteekent een totebel.
- incih :
- -pangincih, zie beneden.
- ancêr :
- zie ngancêri.
- ancur :
- in den zin van tot gruis gemaakt, verpletterd, is Kw. Zie ook mancur.
- incêr :
- zie ngincêr.
- uncar :
- zie muncar.
- uncrat :
- zie muncrat en nguncrati.
- uncèk :
- zie nguncèki.
- encok :
- Zie ook bij mencok.
- oncèk :
- zie ngoncèki.
- oncèd :
- zie ngoncèdi.
- ancas :
- zie ngancas.
- ancog-ancog :
- II. -ngancog-ancok, lees ngancog-ancog.
- incêng :
- zie ngincêng.
- èncèng :
- -mlèncèng en mlencong, z. ben.
- ancang-ancangan :
- zie ngancang-ancangi.
- andah :
- zie ook pandah, en pendah.
- andon :
- -mangandon, zie beneden.
- endra :
- -ndrejala, lees endrajala, -pangendrajala, zie beneden.
- ăndra :
- Vrg. măndra, I.
- undur :
- -mundur, zie ook beneden. -munduran, zie mundur, beneden.
- êndat :
- zie mêndat.
-
--- 774 ---
- andêl :
- -andêl-anêl,[1] lees andêl-andêl. -piandêl, zie ook piandêl, beneden. -pakandêlan, zie beneden.
- êndêm :
- zie mêndêm.
- indêng :
- zie bij mindêng.
- undang :
- -ngundang, zie ook beneden.
- anti :
- -panti, zie beneden. -ngantèn, zie beneden. -pangantèn, zie beneden.
- inte :
- zie nginte.
- ănta :
- Zie ook ngănta-ănta.
- anut :
- -patutan, lees panutan.
- antar :
- zie bij kantar.
- intêr :
- zie ngintêri.
- intir :
- zie mintir.
- untir :
- -muntir, zie beneden.
- antara :
- N., antawis, K., beteekent ook een teeken, misschien van tara, -pantara en pantaran, zie beneden.
- êntrag :
- -ngêntrag, zie beneden.
- antuk :
- -nyakantuk, zie sakantuk.
- êntas :
- -mêntas, zie ook beneden. -ngêntasi, zie ook beneden. -kentas, z. ben.
- êntul :
- zie mêntul.
- until :
- zie nguntili. Bl. 10, b, r. 7 v.o. leze men untêl-untêlan.
- untup :
- zie muntup.
- êntêb :
- zie ngêntêbi.
- unting :
- Zie ook nguntingi.
- unus :
- zie ngunus.
- êndha :
- -mêndha, zie beneden.
- undha-usuk :
- ook weinig verschillend, in kracht of bedrevenheid, in vergelijking met die van een ander; ook rangorde.
- andhah :
- zie ngandhahi.
- undhuh :
- -mangundhuh, zie beneden.
- andhèr :
- Het grondwoord is dhèr, zie beneden.
- undhêr :
- zie ngundhêr.
- andhok :
- zie dhok.
- êndhak :
- -mêndhak, in de beteekenis van de ring onder om het gevest van een kris, behoort onder pêndhak.
- êndhèk :
- -ngêndhèkake of ngèndhèkake, zie beneden.
- indhik :
- zie mindhik-mindhik.
- undhuk :
- -undhuk-undhuk zie mundhuk-mundhuk.
- andhaku :
- zie dhaku.
- andhap :
- -andhap-andhapan, zie bij sosor, -kapingandhap, zie beneden.
- andhêm :
- zie ngandhêmi, -kapiandheêm, zie beneden.
- êndhêm :
- -ngêndhêm, zie ook beneden.
- andhêg :
- -ngandhêg, ook goederen in bewaring houden.
- êndhêg :
- z.v.a. andhêg.
- êndhog :
- -ngêndhog, zie beneden.
- andhung :
- zie bij mandhung.
- andhungan :
- zie mandhung.
- injên :
- zie nginjên.
- anjir :
- zie nganjir.
- onjotan :
- zie ngonjot.
- anjog :
- Vrg. jog, I.
- anjing :
- zie panjing en nganjingake.
- ênya :
- zie nya, II.
- ênyêt :
- Vrg. mênyêt, pênèt en pènyèt.
-
--- 775 ---
- anyang :
- zie nyang.
- inum :
- -nginumi en nginumake of -kên, zie nginum, beneden.
- egthe :
- bl. 15, b, r. 9 v.o., lees: enthe.
- anthêr :
- zie manthêr.
- anthur :
- zie thur, II.
- ênthir :
- zie ngênthir.
- inthar :
- zie nginthar.
- eca :
- -nyakecakaken, aangenaam maken; verligten; geruststellen, b.v. het hart.
- êcrèt :
- zie ngêcrèt en mèncrèt.
- êcrot :
- zie ngêcrot en moncrot.
- acak :
- -ngacaki, zie ook beneden.
- icuk :
- zie ngicuk-icuk.
- ucêl :
- zie ngucêl.
- acêng :
- Vrg. acung, bij macung.
- acung :
- zie macung.
- acungan :
- zie macung.
- hèr :
- I. -hèrnawa, Vrg. arnawa, -mangèrnawa, z. ook ben. -III. -ngèr, z.ben.
- are :
- ngare, zie ngare, I. beneden, waar de juiste beteekenis is opgegeven.
- iri :
- -ngiri-iri, zie beneden.
- ore :
- z.v.a. ure, -pangore, zie beneden.
- arah :
- -arahan, wordt ook voor volk, werkvolk, gebruikt.
- irih :
- zie ngirih-irih.
- arnawa :
- Kw. de zee [Skr. arnawa, de oceaan, van arnas, arnah, water. Vrg. hèrnawa, bij hèr].
- arcamana :
- Skr. artjamana, geëerd.
- urak :
- -ngurak, zie beneden.
- èrèk :
- zie ngèrèk.
- orak-arik :
- zie bij ngarik-ariki.
- arad :
- zie ngarad.
- urud :
- zie murud.
- èrèd :
- zie ngarad.
- ardana :
- Vrg. rêdana.
- ardaya :
- ook êrdaya, beteekent niet alleen droefheid, of liever moeijelijkheid, neteligheid, maar ook het hart, en is het Skr. hredaja, het hart, het gemoed, de zetel van het gevoel; kennis.
- êrdaya :
- zie ardaya.
- êrut :
- zie ngêrut.
- urut :
- -ngurut, zie ook beneden.
- arsa :
- -mangarsa, zie beneden.
- aras :
- -ngarasake en -kên, zie ngaras, beneden. -mangaras, en pangarasan, zie beneden.
- iras :
- -ngiras, zie ook beneden.
- iris :
- Vrg. ngèrès, -pangiris, zie beneden.
- uras :
- -nguras, zie ook beneden. -panguras, zie pangoras.
- urus :
- -murus en ngurus, zie beneden.
- èrès :
- zie ngèrès.
- arsana :
- Kw. = suka, [Skr. harsana, genoeglijk; een genoegen]. sarsana, zie beneden.
- arêp :
- Vrg. adhêp, -marêp, pakarêpan, pangarêp, pangarêpan en ngêkarêp, zie beneden. -nyakarêp, zie sakarêp.
- urup :
- -urupan of urup-urupan, ook ruiling, door ruilhandel.
-
--- 776 ---
- arum :
- -ngrungrum, zie beneden.
- urab :
- zie ngurab.
- arang :
- -arang en ngangrangan, zie beneden.
- arung :
- zie ngarung.
- arungan :
- zie bij ngarung.
- iring :
- -miring, z. ook ben. -miringake en -kên, zie miring, ben. -pangiring, z. ben.
- erang :
- zie merang, 2.
- ering :
- -pakering, ontzag; ontzag hebben.
- okah :
- z.v.a. akèh, zie kèh, -kokeyan, z.v.a. kakeyan.
- êkur :
- zie ngêkur.
- ukir :
- -pokiran, zie beneden.
- ukur :
- Vrg. kur.
- akak :
- zie ngakak.
- êkhak :
- zie khak.
- ikik :
- zie ngikik.
- ikêt :
- -pangikêt, zie beneden.
- iktiyar :
- -ngiktiyari, ook op of tegen iets een middel verzinnen: vrg. ihtiyar.
- aksi :
- -pangaksi, zie beneden.
- èksi :
- -pangèksi, zie beneden.
- aksama :
- is het Skr. xama, geduldig; onderworpen; goedgunstig, vriendelijk. -pangaksama, zie beneden.
- ikal :
- -ngikal, zie ook beneden.
- ukêl :
- is K.h., gêlung, K.N.
- akêp :
- zie ngakêp.
- êkum :
- zie kum.
- ada :
- -ngada-ada, en mangada-ada, zie ngada-ada.
- adi :
- -ngadi-adi, N., ngados-ados, K., en ngadèkake, N., -kên, K., z.ben.
- adu :
- N., abên, K., beteekent ook mengsel bij het bereiden van dupa, en kruiderijen. -pangadu, N., pangabên, K., zie ook beneden. -parapadu, N., para pabên, of paripabên, K., zie para, III. -madoni, N., mabêni, K., zie bij padu, beneden. -padon, K.N. zie beneden.
- edah :
- II. of idah, beteekent bepaaldelijk den door de Mohammedaanshce wet bepaalden tijd van drie maanden en tien dagen, dien een van haar man gescheidene vrouw moet wachten vóór dat zij hertrouwen mag.
- uda-uda :
- -panguda-uda, zie beneden.
- udan :
- udan riris, benaming van een soort van Batik.
- idêr :
- beteekent met eetwaren bij de huizen rondgaan om die te verkoopen.
- udrasa :
- Vrg. păncadrasa.
- idak :
- -pangidak, zie beneden.
- adat :
- -padatan, zie beneden.
- êdêd :
- zie mêdêd.
- udud :
- ook udut, niet ngudud, beteekent rooken, en is K.N., êsês, K.h. De grondvorm is dut, Vrg. dudut, andudut, trekken. -[uuduq], lees [uudut] . -bêdudan, zie beneden.
- udut :
- z.v.a. udud.
- êdas :
- zie das.
- adipati :
- -pradipati en pradipatya, zie beneden.
- udal :
- -mudal, zie beneden.
- udyana :
- Vrg. ngujana.
- êdom :
- -pandoman, zie bij dom
-
--- 777 ---
- udamamah :
- beteekent zonder haperen of stooten in het spreken, en is een verbastering van het [Ar. maddaawamah], bestendige voortgang, volharding.
- adêg :
- -panganêg, zie ook beneden. -mangadêg, zie pangadêg, beneden.
- ut :
- zie bij nguhut.
- ati :
- II. -matya, zie beneden.
- utu :
- zie ngutu.
- uwah :
- zie wutah.
- itik :
- Zie ook bij ngitik-itik.
- atis :
- -matis, zie beneden.
- êtal :
- zie tal.
- atap :
- Het grondworod is tap, -ngêtap, zie beneden.
- êtap :
- zie tap.
- êtim :
- zie tim.
- êtom :
- zie tom.
- atmaka :
- is het Skr. âtmaka, dat echter alleen in zamenstellingen gebruikelijk is, van âtma, atma, ziel.
- atag :
- -ngêtag, zie beneden.
- êtog :
- zie tog.
- êting :
- zie ting.
- êtèng :
- zie tèng.
- itung :
- -metangi, is K.N. en beteekent in het algemeen door uitrekening waarzeggen, iemand waarzeggen, hetzij goed of kwaad. -pitungan of petungan, N., petangan, K., zie bij pitung, I.: doch petangan, is K.N. en beteekent waarzegging, waarzeggerij.
- asu :
- is waarschijnlijk het Skr. sjwan, sjwâ, hond, dat eenige naamvallen van een grondvorm sjoen gevormd heeft.
- oso :
- zie ngoso.
- asah :
- -ngasahi zie asah, beneden.
- asêh :
- -masêh, zie beneden.
- asih :
- -kêkasih, Md., en pangasiyan, zie beneden.
- asuh :
- zie masuh.
- êsuh :
- zie suh.
- isih :
- -misihake, zie misih, beneden.
- asin :
- -masin, zie ook beneden.
- isin :
- -ngisini, beteekent voor iemand of iets zich schamen, en ngisin-isini, schandelijk.
- asor :
- -kasoran, lees kasoran.
- êsur :
- zie ook sur.
- usir :
- -musir, zie beneden.
- asrama :
- -ngasrama, zie beneden.
- isik :
- zie ngisik.
- usêk :
- zie ngusêk.
- osik :
- -ngosik-asik, zie ben.
- èsti :
- zie ngèsti.
- èstu :
- is K., nyata, N., -ngèstu, zie beneden. -pangèstu, zie ook beneden.
- astana :
- -ngastana, zie beneden.
- èstri :
- -paèstrèn, zie ook pèstrèn beneden.
- astuti :
- zie mastuti.
- êsap :
- zie sap.
- isêp :
- zie ngisêp.
- usap :
- -sausap, zie beneden.
- asab :
- zie ook ngasab.
- isab :
- zie ngisab.
- asthi :
- Vrg. ngasti.
- usung :
- -pangusungan, zie beneden.
- awe :
- -klawe, zie beneden.
-
--- 778 ---
- ewa :
- -pangewan-ewan, zie ook beneden. -kumlewa, zie beneden.
- ewo :
- Kw. K.N. z.v.a. golongan b.v. ewoning sae, onder het goede, of de goeden, behooren. -ngewokake, N., -kên, K., z.v.a. anggolongake.
- awèh :
- -pawèh, zie beneden.
- uwuh :
- II. Zie ook nguwuh, beneden. manguwuh, zie beneden.
- owah :
- -paowan en paewan, zie beneden.
- awu-awu :
- zie ngawu-awu.
- uwan :
- Vrg. wan.
- awun-awun :
- Vrg. ook amun-amun
- awêr :
- zie ook ngawêr.
- awur :
- - ngawur, zie beneden.
- awor :
- momor sambu, Vrg. mowor sambu, beneden.
- uwêr :
- zie ook bij muwêr.
- uwir :
- zie nguwir-uwir.
- uwur :
- zie nguwar.
- awak :
- zie bij badan, -pawakan, zie beneden.
- uwak :
- -kowak, zie beneden.
- uwêd :
- zie nguwêd, beneden. NB. drukten is een drukfout voor drukken.
- awit :
- -pawitan of paitan, zie paitan, beneden.
- awut :
- -ngawud, zie beneden.
- awèt :
- -nguwèt-uwèt, zie beneden.
- iwat :
- zie ngiwat.
- uwas :
- Vrg. was.
- uwal :
- Vrg. wal.
- uwêl :
- zie wêl.
- awag :
- zie ook ngawag, beneden, -awagas, lees awagan.
- uwêg :
- zie suwêg.
- ala :
- -ngala-ala, N., ngawon-awon, K., zie ngala, beneden.
- ili :
- -pangilèn, zie beneden.
- ilu :
- -ngilokake, N., -kên, K., zie beneden.
- alih :
- -malih, zie beneden.
- olah :
- -pangolah of pangulah, z.ben.
- olèh :
- - lolèhmu ngombèkake, lees: olèhmu ngombèkake, -olèhmu ngombèkake, -polih, paolèh en pangoleyan, zie beneden. -nyakolèhake, zie sakolèh.
- ilir :
- Een ander zie bij milir.
- êlak :
- -êlak-êlakan, zie lak-lakan.
- êluk :
- zie ook luk, I. -mêluk en pangêluk, zie beneden.
- êlèk :
- Vrg. lèk.
- ulik :
- zie ngulik.
- uluk :
- -nguhuk, lees: nguluk.
- ilik-ilik :
- zie ngilik-ilik.
- êlêd :
- zie ngêlêd.
- êlid :
- K.N. bedoeling van een volzin of rede.
- iladuni :
- wordt gezegd een verbastering te zijn van het [Ar. ngilmu-laadunii], d.i. de wetenschap van het nabij zijnde. Dat dit in het Arabisch in de beteekenis van voorspelkunde gebruikt wordt, is mij onbekend.
-
--- 779 ---
- alat :
- 1. [is het Ar. en Ml.ghallat], in den zin van fout, misslag.
- ulat :
- II. -ngulati, zie ook beneden.
- êlos :
- zie los.
- êlap :
- zie lap.
- ilapat :
- beteekent een voorteeken, of een teeken uit het een of ander natuurverschijnsel, dat beschouwd wordt voortgebracht te zijn door bovennatuurlijken invloed van hem, ten wiens behoeve het als een teeken beschouwd wordt. Men zegt, dat het het [Ar. izhaafat] is. Dit beteekent verbinding, betrekking, inzonderheid de verbinding van een naamwoord met een volgend naamwoord als bepaling. In die beteekenis, die het woord in het Javaansch heeft, is het mij onbekend.
- uliya :
- is het Ar. [auliyaa], het collective meerv van [walii], wali.
- ulêm :
- zie ngulêmi.
- êlêg :
- zie lêg.
- ulig :
- zie ngulig.
- olig :
- zie ngolag-alig.
- aling :
- maling, zie beneden.
- êlung :
- lunglungan, zie bij lung.
- êlèng :
- -lèng-lengan, zie bij lèng.
- êlong :
- -panglong, zie beneden.
- iling :
- zie ook ngiling.
- ulung :
- zie ook ngulung, beneden.
- eling :
- -pangelingan, z. bij pangeling, ben.
- oling :
- zie ngoling.
- apa :
- -pênapi, zie beneden. -ngapaa, is ook, ofschoon zeldzaam, in Ngoko in gebruik, gelijk punapaa in Kråmå, in den zin van waarom? ora ngapaa, N., botên munapaa, K., het is niets; het maakt niets uit; wat zou dat? z.v.a. ora dadi apa-apa.
- apu :
- -papon, zie beneden.
- apura :
- Vrg. sapura.
- apèk :
- Vrg. ook mèk, -ngapèk of ngêpèk, Vrg. ngêmpèk.
- êpak :
- -ngêpak, zie ook beneden.
- êpok :
- zie ook pok.
- ipuk :
- -ngimuk-imuk, zie beneden.
- apti :
- -ngapti, zie ook beneden.
- apit :
- -pangapit en marapit, z. ben.
- êpot :
- zie ook pot, beneden.
- upata :
- zie ngupatani.
- apês :
- -pangapêsan, zie beneden.
- apus :
- Zie ook ngapus.
- upasuba :
- zie ngupasuba.
- êpos :
- zie pos.
- êpul :
- zie pul.
- êpol :
- zie pol.
- upaya :
- -ngupaya, en pangupaya, zijn Ngoko, doch meest alleen in poëzie gebruikelijk, in proza gewoonlijk golèk, en panggolèk.
- apêm :
- -ngapêm, zie ook beneden. -pangapêman, zie beneden.
- adhi :
- -adhiajêng, wordt onder de aanzienlijken een jongere zuster door haar broeder, en de vrouw door haar man genoemd.
- udhun :
- De grondvorm is dhun, -mudhun of mêdhun, ook midhun, zie beneden.
- udhal :
- zie ngudhal.
- adhêp :
- is oorspronkelijk hetzelfde als arêp, en is ook N. [ajêng, K.] front. -madhêp, zie ook beneden. -ngadhêpsi, lees ngadhêpi,
-
--- 780 ---
- idhêp :
- zie ook ngidhêp.
- êdhêm :
- zie ngêdhêm.
- idham :
- -ngidham, zie beneden.
- edhum :
- Vrg. sidhum.
- udhêg :
- zie ngudhêg.
- adhang :
- -pangadhangan, zie beneden.
- aja :
- Zie ook bij ngajani.
- aji :
- IV. -ngaji, zie beneden.
- aju :
- -maju, lees maju, N., majêng, K., en zie ook bij paju, beneden.
- iji :
- -miji, zie beneden.
- ijo :
- -ijoan, ook, en eig., mondeling.
- êjin :
- Vrg. jin.
- ajar :
- -ngajar, zie ook beneden.
- aju :
- De grondvorm is jur.
- ajèr :
- I. beteekent opgeruimdheid van gelaat. Vrg. jèr, -II. ngêjèr, zie beneden.
- ijir :
- -ijir, zie beneden.
- ujar :
- mojar, zie ook beneden.
- ujur :
- -kojar, lees kojur, -ujuran, gift voor bewezene diensten in het verkoopen van goederen voor een ander.
- ajrih :
- De grondvorm is jrih, zie beneden.
- ejrah :
- -mijêrah, zie beneden.
- ajat :
- -pajatan, zie beneden.
- ojat :
- is Kw. en K.N., en beteekent vermaard, z.v.a. komuk.
- ujwala :
- zie jwala.
- ajap :
- -pangajapan, zie ook beneden.
- êjum :
- zie ngêjum.
- ijab :
- II. -ngijab-ijabi, zie beneden.
- ujub :
- K.N. bedoeling; inzonderheid de bedoeling van een offerhande, het voorwerp van een offerhande [Men zegt, dat het een Arabisch woord is; maar welk?] ujubriya, laatdunkend, verwaten.
- ajêng :
- -ing ngajêng tumut, vóór volgen, d.i. staan onder een hoofd als eersten leenbezitter. -nyakajêng, zie sakajêng, -ngêkajêng, zie beneden.
- ujung :
- -mujung, zie beneden.
- uyah :
- -ngayahi, lees nguyahi.
- uyuh :
- -puyuhan, zie beneden.
- ayun :
- -mayun, zie beneden.
- iyan :
- Vrg. angi en ngingi.
- oyok :
- zie doyok, I.
- ayat :
- zie ook mayat, -ngayati, zie ook beneden.
- uyêl :
- beteekent krielen. -uyêlan, door elkander krielen.
- ayap :
- -ngayap, zie ook beneden.
- uyup :
- zie nguyup.
- iyab-iyaban :
- Vrg. yab-yaban.
- hyang :
- -prayangan, zie beneden.
- uyang :
- -nguyang, en nguyangake, zie beneden.
- uyêng :
- -puyêng, zie beneden.
- ame :
- zie ngame.
- amoh :
- -momohan, zie beneden.
- amun-amun :
- Vrg. umun-umun, awun-awun en bun.
- umun-umun :
- Vrg. amun-amun.
- imur :
- zie ngimur.
- umor :
- -ngumor-umori, zie beneden.
- amuk :
- -pamuk en mamuk, zie pamuk, -pangamuk, zie mangmuk.
- êmèk :
- zie mèk.
-
--- 781 ---
- umuk :
- -ngumuki, zie beneden.
- amèt :
- Vrg. ook mèt.
- amot :
- Vrg. ook wowot.
- êmpa :
- -mêmpan, zie beneden.
- impi :
- -marimpi, zie beneden.
- êmpuh :
- Vrg. pu.
- êmpêru :
- Vrg. rêmpêlu en ngampêlu
- umpak :
- Zie ook ngumpak, beneden.
- ampêt :
- -pampêt, zie beneden.
- ampas :
- K.N. het uitgeperste, het overblifsel van iets, waar de waterdeelen uit geperstzijn.
- ampus :
- zie mampus.
- impês :
- -ngimpês, zie ook beneden.
- amplok :
- zie ngamplok.
- umpluk :
- -mumpluk, zie beneden.
- memplok :
- zie ngemplok.
- ampang :
- zie mampang, -prampang, zie beneden.
- amping :
- -ngampung, zie beneden.
- êmping :
- is de benaming van een lekkernij der Javanen, bestaande in half rijpe padi, die zachtjes gebakken en daarna plat gestampt wordt. -kêmêmping, geschikt voor êmping, benaming van de padi, als die half rijp is
- omyang :
- zie ngomyang.
- ambu :
- -mambu, zie ook beneden.
- imbu :
- zie ngimbu.
- imbar :
- -ngimbar, beteekent bij den Koran beëedigen.
- ambara :
- -ngambara, Vrg. bara.
- ambak :
- Zie ook ngambak, -kambak, lees ngambak.
- ambêk :
- -mangambêk, zie beneden.
- umbuk :
- -mumbuk, zie beneden. -ngumbuk, zie ook beneden.
- êmbat :
- -ngêmbat, zie beneden.
- ambul :
- zie ngambul.
- umbal :
- K.N. door het verhuren van lastdieren of vaartuigen zich verbinden om iets te vervoeren; ook vrachtloon, transportioon, passagegeld.
- ambêg :
- -mambêg of mambêk, Zie ook mambêk, beneden.
- ambêng :
- ook rijst met de noodige toespijs op een schotel van gevlochten bamboe (ancak), waaruit drie of vier personen te gelijk eten.
- imbang :
- zie bang, I. -ngimbangi, zie beneden.
- among :
- among tani, zie tani, -momong, zie ook beneden.
- iming-iming :
- zie ngiming-iming.
- age :
- -panggege, zie beneden.
- agra :
- is het Skr. agra, dat hetzelfde beteekent.
- agir :
- zie ngagir.
- agor :
- zie gor.
- ugêr :
- -lugêr-ugêr, lees ugêr-ugêr, -pugêr, zie beneden.
- igêl :
- zie ngigêl.
- oglèng :
- zie ngoglèng.
- ugêm :
- zie ngugêmi, beneden.
- ugung :
- -ugungan of gungan, zie gungan.
- iba :
- is een uitroep van verwondering en beteekent hoe veel! hoe groot! hoe zeer! hoe! wat!
- obah :
- -mobah, zie beneden.
- abahan :
- Vrg. bahan.
- abon :
- beteekent een vleeschspijs van draadsgewijze uitgetrokken en gebraden vleesch; en yata abon, geld tot het koopen van mondbehoeften, of geld dat aan een Wadånå
-
--- 782 ---
- opgebracht moet worden om een maesa abon, te koopen.
- abar :
- -ngabar, zie ook beneden.
- abur :
- zie bur.
- êbur :
- -kabur, behoort onder bur.
- êbèr :
- zie bèr.
- ibêr :
- en ibur, zie bur.
- ubêr :
- zie ngubêr.
- êbrèh :
- zie ngêbrèh.
- ibarat :
- -ngibarat en ngibarati, zie beneden.
- êbuk :
- I. -buk-bukan, zie beneden.
- ubak :
- zie ngubak.
- ubêk :
- zie ngubak.
- ubêkan :
- zie ubak.
- ubêd :
- Vrg. ook gubêd.
- abot :
- Vrg. ook wowot.
- ibut :
- ook druk; het druk hebben, druk in beweging, ijverig bezig zijn.
- ebat-abit :
- zie babit.
- êbol :
- Vrg. bol.
- ubal :
- -mubal, zie ook beneden.
- êbyor :
- zie byor.
- ubyar :
- -mubyar, zie beneden.
- ubyung :
- -mubyung, zie beneden.
- êbung :
- zie bung.
- ubêng :
- -kubêng, -kinubêng, in de rondte omgeven, van een kring omgeven.
- ithi :
- zie ngithi-ithi.
- êthur :
- zie thur, II.
- athuk :
- Vrg. pêthuk.
- ithik :
- -ngithik-ithik, Vrg. ngilik-ilik.
- athik-athik :
- zie ngathik-athik.
- othak-othak :
- zie ngothak-othak.
- uthut :
- zie nguthuti.
- athung :
- zie ngathung.
- angi :
- Vrg. ngingi.
- angah :
- zie ngangah-angah, en mangah-mangah.
- angên :
- -pangangên-angên, gepeins, nadenken, overdenking. -mangangên-angên, zie ben.
- angin :
- Vrg. ngin.
- angun-angun :
- Vrg. ngun-angun.
- angèr :
- zie ngèr.
- ingêr :
- -mingêr, zie ook beneden. -ngingêri, en ngingêrake, N., -kên, K., zie ngingêr, beneden. -pèngêran, zie beneden.
- angrêm :
- Vrg. ngêngrêm.
- inguk :
- zie nginguk.
- ungak :
- zie ngungak.
- angkah :
- -ngangkah, zie beneden.
- ungkrêt :
- zie ngungkrêt.
- ongkèk :
- zie ngongkok.
- ingkêd :
- -mingkêd, zie ook beneden.
- angkat :
- -ngangkat, K.N. beteekent beginnen iets te worden, b.v. ngangkat tuwa, oud beginnen te worden. In den zin van opligten enz. is het K.h., anjunjung, K.N. -prangkat, zie beneden.
- ingkup :
- -mingkup en ngingkupake, N., -kên, K., zie mingkup.
- ungkur :
- Zie ook bij pungkur.
- ungkab :
- -ngungkab, zie beneden.
- ungkêb :
- zie ngungkêb.
- angkang :
- zie ngangkang.
- ungkung :
- zie ngungkung.
-
--- 783 ---
- ongkang-ongkang :
- Vrg. ngongkang.
- èngêt :
- -pèngêt, Zie ook beneden. -pamèngêt, zie beneden.
- angsu :
- zie ngangsu.
- ăngsa :
- -ngăngsa, zie beneden.
- angsur :
- zie ngangsur.
- ingsêr :
- -kèngsêr, is K.h. en beteekent gevlugt; vlugten. -ngingsêri, en ngingsêrake, N., -kên, K., zie ngingsêr, beneden.
- ungsêd :
- zie ngungsêd.
- angsal :
- II. -makangsali, zie beneden.
- angsêg :
- zie ngangsêg.
- ingwang :
- Vrg. ngwang, 2.
- angèl :
- Vrg. ngèl.
- ungal :
- zie mungal.
- angap :
- zie ngangapake.
- angdhe :
- -pangandhe, zie beneden.
- anggo :
- zie go.
- inggih :
- ook z.v.a. ons niet waar? b.v. dika bali linggih, gij komt terug, niet waar?
- ênggon :
- -iya gene, enz., zie bij gene.
- anggana :
- Zie ook gana, II.
- onggrong :
- zie ngonggrong.
- ênggik :
- zie mênggik.
- enggok :
- zie menggok.
- inggat :
- -minggat, minggati, en nginggatake, N., -kên, K., zie ook minggat, beneden.
- unggul :
- -ngunggulakên, Zie ook ngunggul, beneden.
- anggung :
- De grondvorm is gung, zie gung, II. Vrg. ook panggêng, -manggung, zie beneden.
- anggang-anggang :
- zie nganggang-anggang.
- unga :
- zie ngongang.
- ongang :
- zie ngongang.
- nini :
- en ni, wordt alleen in poëzie en als K.h. van een meisje gebruikt.
- naib :
- Zie bij panaiban.
- nanting :
- zie tari, lees: zie tanting.
- naning :
- zie taning.
- narawita :
- K.N. een dorp, waarvan de bevolking regtstreeks onder de bevelen van den Vorst staat, en derhalven geen rekenschap verschuldigd is aan het hoofd van het distrikt, waartoe het behoort [waarschijnlijk zamengesteld uit nara, en Skr. witta, verworven, verkregen; bezitting, eigendom].
- narang :
- De grondvorm is tarang.
- neka :
- -maneka, zie beneden.
- nêkak :
- De grondvorm is têkak.
- nêkung :
- zie têkung, -manêkung, zie beneden.
- nadar :
- -panadaran, zie beneden.
- niti :
- -praniti, zie beneden.
- natar :
- -panataran, zie beneden.
- nutphah :
- [Ar. nuthfah], beteekent sperma genitale.
- nasêh :
- Zie ook masêh.
- niskara :
- Skr. niskara, afmaking, afdoening.
- nasib :
- is een den heer Winter onbekend woord, maar wordt gezegd een verbastering van het [Ar. nasyiid] te zijn. Dit beteekent een bij beurten opgezegd vers.
- niyaga :
- -een gamellan spelen, lees: een gamellan-speler.
- nampêk :
- beteekent tegen iets aan of naar iets toe waaijen, van den wind of van stuivend stof. De
-
--- 784 ---
- grondvorm is tampêk. angin nampêk, tegen-wind.
- nubuwah :
- -nurbuwah of nurbuwat, beteekent prophetische luister, glans, en is verbastering van het [Ar. nuurun nubuwwah] .
- nungku :
- -manungku, hetzelfde.
- nangting :
- zie tari, lees: zie tangting.
- cêndhe :
- lees cindhe.
- candhani :
- -nandhana, lees candhana.
- candhak :
- -cêlandhakan, zie beneden.
- cundhuk :
- -macundhuk, zie beneden.
- cocor :
- Zie ook bij bontos.
- cêcak :
- Vrg. ngêcêk.
- cucuk :
- -nyunyuk, zie beneden.
- cocok :
- of cocog, I. In de hier opgegeven beteekenissen moet het met een ga, en niet met een ka, geschreven worden. -nyonyok, zie beneden.
- cicil :
- Vrg. thithil, -macicil, zie ben.
- cur :
- zie mancur, ngêcuri, en ngêcor.
- cara :
- Skr. tjara, gang, beweging.
- carocosan :
- beteekent biggelen, van tranen.
- carak :
- is de uitgeholde hoorn van een wilden stier, die met water gevuld wordt en alleen dient, om den bek der paarden te besproeijen. Zulke Tjarak's behooren tot de bijzondere rijksinsigniën van den Soesoehoenan. -nyaraki, den bek van een paard met water uit een Tjarak besproeijen.
- crèt :
- zie mèncrèt en ngêcrèt.
- crot :
- zie moncrot en ngêcrota.
- crèwèd :
- of crèwèt, en beter carèwèt, beteekent ook in het Javaansch veel praat hebben, veel praten.
- curab :
- zie bij ngurab.
- crobo :
- of carobo, beteekent ook niet keurig zijn in het gebruik van spijs.
- corong :
- I. -mêncorong, zie ook beneden.
- cringih :
- K.N. het puntige uiteinde of de scherpe punt van iets, b.v. van een steen.
- cukur :
- -panyukur, een scheermes.
- cèkèr :
- Vrg. thèkèr.
- ciklu :
- Vrg. thiklu.
- cus :
- zie nyus.
- cuwik :
- Vrg. nguwik.
- cawêt :
- Vrg. ngawêt, II.
- cala :
- I. -mancala, zie beneden.
- cula :
- Skr. tjoêla, een kuif.
- calita :
- grondwoord van pacalita en pracalita.
- cêlêng :
- Vrg. thêlêng.
- cêpuri :
- beteekent in de désa's de ringpager of buitenste omhejning van een huis, gew. bestaande in levende bamboe, anders in gêdhèg, of in planken.
- cêpuk :
- Zie bij gagragan, onder gagrag.
- camlêng :
- zie nyamlêngan.
- cumplêng :
- zie bij pacumplêng.
- cêmbuk :
- zie jêmbuk.
- cêgur :
- nyêgur, Vrg. nyêbur en gêbyur.
- cêbur :
- -nyêbur, Vrg. nyêgur en gêbyur.
- cêng :
- grondvorm van acêng en kacêcêng.
- ro :
- zie dho.
- rih :
- Zie ook bij ngirih-irih.
- raèni :
- zegt men, is het [Ar. rahiin], het verpande.
- ruara :
- moet na rèhning, geplaatst worden.
- rantap :
- -ngrantap, zie beneden.
-
--- 785 ---
- ranjapan :
- of rancapan, beteekent eig. het in stukken gehakte; figuurlijk buit.
- rocok :
- zie ngrocok.
- raras :
- Zie ook laras, beneden.
- rokok :
- -Lees rooken in placts van roken.
- rakêt :
- -ngrakêti, Zie ook beneden.
- rakit :
- ngrakiti, Zie ook beneden.
- rêdana :
- Vrg. ardana.
- rêti :
- -ngrêti, N., ngrêtos, K., zie beneden.
- rês :
- -ngêrês, Zie ook beneden.
- rêsik :
- Vrg. brêsih.
- rêspati :
- Skr. wrehaspati, de planeet Jupiter.
- rewa-rewa :
- K.N., lees: rewa-rewa of riwa-riwa, K.N.; en dan riwa-riwa (in plaats van rewa-rewa) = cara-cara.
- rowak-rawik :
- K.N. aan flarden gescheurd.
- rawis :
- III. -ngrawisi, zie ngrawis, ben.
- rewa :
- -mrewang, zie beneden.
- rapu :
- zie ngrapu.
- rêpa :
- zie ngrêpa.
- rapuh :
- Vrg. ngrapu.
- rêpèpèh :
- zie ngrêpèpèh.
- rupèpèh :
- Vrg. ngrêpèpèh.
- papak :
- zie ngêrpak.
- rujak :
- rujak senthe, benaming van een bij zondere soort van Batik.
- rêjasa :
- -ngrêjasa, zie beneden.
- rajêg :
- -ngrajêg, zie beneden.
- rêjêng :
- -ngrajêngi, lees ngrêjêngi.
- rayat :
- Vrg. brayat.
- ramuh :
- zie ngramuhi
- rêmih :
- zie ngrêmih.
- rimuk :
- zie ngrimuk.
- rompa :
- zie ngrompa.
- rampèk :
- -ngrampèk, zie beneden.
- rampit :
- Zie ook ngrampit.
- rampas :
- K.N. het uitvallen der melktanden; de melktanden verliezen.
- rompol :
- zie ngrompol.
- rêmpêg :
- -ngrêmpêg, zie beneden.
- ramban :
- -prambanan, zie beneden.
- rambat :
- -marambat of mrambat, zie bened.
- rambut :
- -mrambut, zie beneden.
- rêmbês :
- -mrêmbês, zie beneden.
- rêmbyang :
- -mrêmbyang, zie beneden.
- ragang :
- -mragang, zie beneden.
- rubuh :
- -barubuh en barêbah, zie beneden.
- rêbut :
- De grondvorm is but, Vrg. ibut en krubut, arêbut of arêbat, ook iets een ander betwisten, b.v. een Bekelambt. -mêrbut, zie beneden.
- ribut :
- -ngributake, N., -kên, K., zie beneden.
- rubiyah :
- getrouwde vrouw, wordt gezegd het [Ar. rubiyah] te zijn: maar dit Ar. woord is mij niet bekend.
- rèng :
- -ngrèng, zie beneden. -rèngrèng (beter rèngrèng) -een blad schrijven, lees: een klad schrijven.
- rangu :
- -ngrungu, zie beneden.
- rêngih :
- -ngrêngih, zie beneden.
- rukud :
- Lees rêngkêd, voor rêkêd.
- rangkèt :
- zie ngrangkèt.
- rongkob :
- zie ngrongkob.
- rêngga :
- -pangrêngga, zie beneden.
-
--- 786 ---
- rungga :
- -sănggarungga en mirungga, zie beneden.
- răngga :
- 1. is een titel van rang, minder dan ngabèi, die door sommige demangs of andere dorpshoofden gevoerd wordt, b.v. radèn răngga ranaprawira, Ook worden de bedienden van groote prinsen, die de dienst van ordonnansen verrigten en dikwijls achter hun wagen te paard rijden, Rònggå's genoemd.
- ringgit :
- -ngringgit, zie beneden.
- rêngêng :
- zie ngrêngêng, zie beneden.
- kaul :
- -ngauli, zie beneden.
- kaum :
- -pakauman, heet de wijk waar de priesters wonen.
- kêni :
- -mangênèni, zie beneden.
- kinang :
- -pakinangan, Zie bij gagragan, onder gagrag.
- konang :
- -ngêkonang, zie beneden.
- kantar :
- De grondvorm is antar, Kw. K.N. lang. -kantar-kantar, zie bij ngantar-antar.
- kentir :
- zie bij mintir.
- kontik :
- -ngontik, zie beneden.
- kêntèl :
- is een stuk wit linnen van nagenoeg 4½ el, genoegzaam voor een borstkleedje (kêmbên).
- konus :
- zie ngunus.
- kêndho :
- -ngêndhokake, N., -kên, K., zie beneden.
- kêndhat :
- -ngêndhati, zie beneden.
- kanjo :
- K.N.; kamanjon, afgebroken, neestal van den slaap.
- kunjara :
- I. Vrg. gunjara, -II. Vrg. gênjara en gunjara.
- kenyut :
- -ngenyutake, N., -kên, K., zie beneden.
- kênthi :
- Kw. olievat, oliepot [= wadhah kanthi]. waluh kênthi, zie waluh.
- kênthêng :
- -ngênthêng, zie beneden.
- kacêcêng :
- -ngacêcêng, zie ook beneden. De grondvorm is cêng.
- kacêmal-kacêmil :
- Vrg. mal-mil.
- kacubung :
- II. -ngacubung, zie beneden.
- karo :
- -ngaroni, zie beneden.
- karuh :
- -ngaruhake, zie beneden.
- kurah :
- I. -ngaruhi, zie beneden.
- karna :
- is het Skr. karna, beide in de beteekenis van oor en als eigennaam.
- kêrik :
- -ngêrik of angrik, Zie ook ngrik.
- krikit :
- zie ngrikit.
- koredan :
- -ngorèdi, zie beneden.
- kêrot :
- -kumêrot, Vrg. gumêrot, bij grit, II. -ngêrot, zie ben.
- kirtya :
- -makirtya, zie beneden.
- koras :
- -ngoras, zie beneden.
- krawus :
- zie ngrawus.
- kêrap :
- zie ngêrap.
- kêrapan :
- van kêrap, zie ngêrap.
- karompolan :
- De grondvorm is krompol, zie ngrompol.
- krubyuk :
- -ngrubyuk, zie beneden.
- krobyok :
- zie ngrobyok.
- krubut :
- Vrg. rêbut en ibut.
- karang :
- IV. zie ngarang, I.
- karangulu :
- -ngarangulu, zie beneden.
- kukuh :
- -mangukuh, N., mangêkah, K., e. ben.
-
--- 787 ---
- kêkêr :
- -ngêkêr en pakêkêran, zie ook ngêkêr, beneden.
- kukur :
- zie ngukuri.
- kukup :
- -ngukup, zie ook beneden, en vrg. ngrakup.
- kokeyan :
- zie okèh.
- kukub :
- -kukuban, beteekent de omtrek van een bepaalde ruimte.
- kadi :
- is ook Madyå.
- kudu :
- -ngudubilahi, zie beneden.
- kudur :
- 2. K.N. hulp vragen aan velen om iets te verrigten, b.v. om padi te snijden, een dam aan te leggen, een huis te verzetten, of iets dergelijks. -ngudurake, N., -kên, K., tot het verrigten van iets hulp vragen aan velen.
- kadarpa :
- als naam van een God is het Skr. Kandarpa, naam van Kama, den God der liefde.
- kaduk :
- -ngaduki, zie beneden.
- kaduwal :
- zie ngaduwal.
- kadumêlan :
- -ngadumêl, zie beneden.
- kitrah :
- is een verbastering van het [Ar. fitrah], en beteekent een tijdvak tusschen twee propheten, waarin geen propheet aanwezig is. Men zegt ook jaman kitrah.
- kosa :
- is het Skr. koesja, naam van een soort van gras, dat bij godsdienstige plegtigheden gebruikt wordt.
- kisruh :
- -ngisruhake, N., -kên, K., zie beneden.
- kosèk :
- zie ngosèk.
- kusika :
- Skr. koesjika, naam van een God gewordenen heilige, den vader van Djamadagni.
- kasut :
- -ngasut, zie beneden.
- kusut :
- -ngusut, zie beneden.
- kuswa :
- I. -nguswa, zie beneden.
- kowak :
- is de l.v. van nguwak, zie uwak, -ngrowak, zie beneden.
- kowar :
- beteekent een kind waarvan de vader onbekend is, en wordt gezegd het [Ar. khawaar] te zijn, wat mij echter in deze beteekenis niet bekend is.
- kawud :
- Vrg. ngawud.
- kuwatir :
- is het Ar. [Ml. khawaathir], gedachten, wat in de gedachten opkomt; ook in het Ml. bekommerd, ongerust. watir, is dus door verkorting uit kuwatir ontstaan, alsof dit een lijdende vorm ware; en mutawatir, (zie bij watir) is de van hetzelfde grondwoord afgeleide Arabische vorm [mutakhaathir], doch in die beteekenis in het Ar. niet in gebruik.
- kawula :
- -ngulawisuda, zie beneden.
- kuwung :
- -kluwung en ngênguwung, zie beneden.
- kêlah :
- -manglah, zie beneden.
- klinthing :
- zie nglinthing.
- klunthung :
- zie nglunthung.
- klonthong :
- Vrg. nglonthong.
- kulak :
- -ngulak, zie beneden.
- kuluk :
- -kothak kuluk, zie bij kuthuk, waar kothak kuluk, een vergissing is voor kothak kuluk.
- kulekap :
- Vrg. nglekap.
- kaladuta :
- Skr. kaladoeta, zamengesteld uit kala en duta, dus tijdhode.
- kêlat :
- -ngêlat, zie beneden.
- kêlut :
- of kêlud, -ngêludi, zie beneden.
- klasa :
- blz. 202, a., reg. 19, lees; klasa.
-
--- 788 ---
- kalêsik :
- en kasik kalêsik, Lees: en kalêsik-kalêsik.
- kulesedan :
- Vrg. nglèsèd.
- kaluwa :
- II. -ngluwa, zie beneden.
- kawung :
- bladz. 203, a, reg. 16, lees: kluwung, en vrg. kuwung.
- kêlalar :
- -nglalar of ngêlalar, zie beneden.
- kêlap :
- Vrg. ook lap, -kêlapêlap, lees kêlip-kêlap.
- kulup :
- zie bij thole.
- kliyang :
- of kleyang, Zie ook liyang.
- kalumpuk :
- N., kalêmpak, K., beteekent zamelen, bijeenbrengen, b.v. hout; en ngalumpuk of ngalêmpak, bijeengebracht zijn.
- kêlab :
- -[vrg. kalap]. Lees [vrg. kêlap].
- kulub :
- zie ngulub.
- klebat :
- K.N.; kumlebat, voorbijsnellen.
- kuluban :
- Vrg. ngulub.
- kalithik :
- Vrg. gêdhog.
- kalêthis :
- zie nglêngis, lees: zie nglêthis.
- kalung :
- -ngalungi, zie beneden.
- kapa :
- zie ngapani.
- kapikandhêm :
- bladz. 207, b, reg. 5, lees kapiandhêm.
- kepon :
- II. -ngepon, zie bened.
- kapencut :
- -[= kadenan]. Lees [= kaedanan].
- kaparancang :
- -ngapurancangi, zie beneden.
- kêpêt :
- -ngêpêti, zie beneden.
- kêplèk :
- Zie ook ngêplèkake, en vrg. kêplok.
- kêpyur :
- beteekent gesprenkel, en is ook benaming van een soort van gestreept linnen.
- kapithing :
- Het grondwoord is pithing.
- kêpung :
- -ngêpung, ngêpang, K. Lees ngêpung, N., ngêpang, K.
- kêdhuk :
- Zie ook ngêdhuk.
- kèdhêp :
- zie ngidhêp.
- kadhêpêk :
- Vrg. dhupuk en makidhupuh.
- kijat :
- -ngijati, zie beneden.
- kajujur :
- Vrg. ngêjujur.
- kajojor :
- Vrg. gêjojor.
- kajang :
- -[Ml.id. kajang sirah, K.h.] kantal, N. Lees: [Ml.id.]. kajang sirah, K.h. [bantal, N.]
- kajêng :
- Lees kayu, in plaats van kalu.
- kaya :
- II. en III. -ngayani, zie beneden.
- kuya :
- zie nguya.
- koyok :
- zie ngoyok, II.
- kuya-kuya :
- zie nguya.
- kiyas :
- II. -ngiyasi, zie beneden.
- kiyambak :
- z.v.a. piyambak, doch wordt door keurige schrijvers niet gebruikt.
- kuyang :
- zie nguyang, beneden.
- kamandaka :
- -ngamandaka, ngămăndaka, ngamăndaka of ngomandaka, ook ngamadaka, zie beneden.
- kamanjon :
- zie kanjo.
- kumarêtêg :
- Vrg. gumrêdêg, bij (guduk
- kêmrawak :
- Vrg. gumrawah.
- kumripik :
- K.N. het ruischen, van een fontein. Vrg. kumruwuk.
- kumrujug :
- Vrg. gumrujug, bij garujug.
- kamus :
- -ngamus, zie beneden.
- kamula :
- -kumulan, lees kamulan.
-
--- 789 ---
- kumpul :
- -ngumpul, is K.N. en beteek. zich verzamelen. ngêmpêl, is ook K.N.; zie ben.
- kampung :
- K.N. benaming van een zeker fatsoen van huizen bij de Javanen.
- kêmpèng :
- K.N. tandeloos. Lees: kêmpong, K.N. tandeloos.
- kêmadhuh :
- -ngêmadhuh, zie beneden.
- kêmêmping :
- zie bij êmping.
- kumbi :
- -ngumbèni, iets ontkennen.
- kêbon :
- -ngubonake, N., -kên, K., zie beneden.
- kêbiri :
- Vrg. gêbiri.
- kabruk :
- zie ngabruk.
- kobokan :
- Vrg. ngobok.
- kêbut :
- I. -ngêbut, zie ook beneden.
- kêthok :
- -ngêthok, zie ook beneden.
- kuthuk :
- -kothak-kuthuk, moet zijn kothak kuluk, en moet dus onder kuluk, staan.
- kêthêgur :
- bladz. 226, b, r. 1. Lees: kêthêkur.
- kung :
- III. zie têkung, en vrg. makungkung, pêngkung, en bêngkung, -IV. -mangungkung, zie beneden.
- kungkung :
- beteekent ergens op een bepaalde plaats moeten blijven, b.v. in een kamer, de kamer of het huis moeten houden. -ngungkung, iemand beletten om uit te gaan, iemand ergens opgesloten houden. -mêrkungkung, zie beneden.
- kongsi :
- -ngangsi, zie beneden.
- de :
- I. -made, zie beneden.
- derah :
- is het [Ar. dairah] en beteekent omtrek, b.v. derahing nagara, derahing pasawahan, ook z.v.a. papan, iets dat plat en vlak is, waarop men iets afmaalt, zoo als papier, doek, paneel, metaal, steen, enz.; b.v. derahing gambar.
- daraka :
- Skr. dhâraka, hetgeen iets vat of inhoudt.
- duraka :
- -Sd. dhorak, Lees: Sd. dhoraka.
- dirada :
- Skr. dwirada, een olifant.
- duratmaka :
- Skr. doeratmaka, slechtaard.
- dorès :
- -andorès, babbelen.
- dud :
- zie dut.
- dadra :
- Skr. drâ, wegloopen, vlugten.
- dêdaman :
- van het Skr. dama, zelfsbeheersching.
- dut :
- of dud, grondvorm van dudut en udud.
- data :
- -pradata, de plaats waar enz. Lees: pradatan.
- desa :
- -mêrdesa, zie beneden.
- dêstun :
- -Lees. K.N. slechts, maar; in plaats van: slechts, maar; K.N.
- dawa :
- -mardawa, zie beneden.
- dewanggana :
- Het Skr. anggana beteekent een hof angganâ, een vrouw).
- dapa :
- -mêrdapa, zie beneden.
- dipa :
- II. Skr. adipa, oppervorst. -III. Skr. dwipa, een olifant.
- daya :
- Skr. dâja, gift; ook aandeel. -ngudaya, zie beneden.
- dayi :
- bladz. 246, b, r. 2v.o. Lees dayita.
- deya :
- Skr. dêha, het lichaam.
- dyagantang :
- Vrg. madya gantang, bij madya.
- dimon :
- N., dimèn, K. Vrg. dimène, onder mene.
- dibya :
- Skr. diwja, godlijk; schoon, verrukkelijk.
-
--- 790 ---
- dang :
- adang, is K.N., bêthak, K.h. -ngêdang, zie beneden.
- dungdung :
- -madungdung, zie beneden.
- ton :
- -pinton en mintonake, zie pinton, beneden.
- tani :
- -motani, beter among tani, is zamengesteld uit among, verzorgen, en tani, Skr. tanni, plant.
- tuntung :
- Zie ook tungtung.
- tarik :
- -narik, ook innen; b.v. narik takêr têdhak.
- taruka :
- Skr. taroeka, beboomd, boomen bezittend, van taru.
- trustha :
- bladz. 260, b, r. 11 v.o., lees: trustha.
- triman :
- -narimakake, N., -kên, K., een meisje aan een geringere ten huwelijk geven, namelijk zonder daartoe aangezocht te zijn. Zoo geeft de Vorst dikwijls zijn zusters of dochters ten huwelijk aan voorname ambtenaren.
- tarang :
- grondvorm van narang, zie narang.
- têrang :
- -têrangan, lees têrangan.
- trênggiling :
- K.N. de miereneter.
- têka :
- -têkan, bereiken; Lees: têkan, [ook tutug, N., dumugi, K.] bereiken;
- takhbir :
- 2. [Ar. ta'bir], zie tabir, -takhbiran, verklaring, uitlegging, b.v. van een voorteeken.
- têkung :
- -manêkung, zie beneden.
- tata :
- regel 12, lees: "het opsporen en opvatten van misdadigers." -pranata, in den zin van hulde is het Skr. pranata gebogen.
- tatas :
- -natas, sawêngi natas, den geheelen nacht door.
- têtêl :
- ook benaming van een van Ketan bereide Javaansche lekkernij.
- tule :
- Kw. blad, bladeren.
- tela :
- K.N., gew. têtela of têtela, klaar, duidelijk; blijkbaar, openbaar. -nenela of nênela, duidelijk maken. -nelakake, nenelakake of nênelakake, N., -kên, K., iets duidelijk maken, beduiden, betuigen, bevestitigen; bewijzen; melden, gewagen; toewijzen. -pratela, klaar, duidelijk, openbaar; verklaring, opgaaf, verslag. apratela, verslag doen, berigt geven, melden. -mratelani, iemand verslag doen, berigten, melden. -mratelakake, N., -kên, K., duidelijk maken, openbaren, melden, vermelden, gewagen, betuigen.
- têlah :
- Kw. in gebruik, gebruikelijk. -katêlah, K.N. gebruikt worden, in gebruik zijn.
- tilas :
- tilas dêmang, een gewezen Demang.
- têlaga :
- talla, lees tadaga.
- topi :
- Port. chapéo, hoed met een rand [Ml.id.].
- têpung :
- -têpung gêlung, lees têpung gêlang.
- tuju :
- -manuju en manujya, zie beneden.
- tiyup :
- -maniyup, zie beneden bij maniyun.
- têmu :
- I. -têmugiring, behoort onder II. Zie ook giring.
- tamat :
- -namatakên, ook uitlezen, doorlezen.
- tampêk :
- zie nampêk, in deze Bijvoegsels.
- tumpak :
- -numpak, beteekent ook z.v.a. numpang, zich ergens op bevinden, ergens op
-
--- 791 ---
- liggen; ook dáár zijn of op handen zijn, b.v. van een saizoen.
- timbun :
- -matimbun, zie beneden.
- tog :
- -ngatog, zie beneden.
- têbah :
- -têtêbah en têbah salar, bekend maken, kennis geven.
- tibra :
- Skr. tîwra, buitengewoon veel of sterk; scherp; heet.
- tobat :
- is ook een uitroep van verwondering: wel! verbazend! zie eens daar! [vrg. tobil].
- tobil :
- een uitroep van verwondering: wel! verbazend! zie eens daar! [vrg. tobat].
- têngkêr :
- -manêngkêri, zie beneden.
- tungtung :
- Zie ook tuntung.
- tangis :
- is K.N., muwun, K.h.
- têngga :
- -matêngga, zie beneden.
- tunggal :
- -ngatunggil, zie beneden.
- tunggang :
- -ergens op zitten. -nunggang, rijden of varen. Lees: nunggang, ergens op zitten, rijden of varen.
- sanan :
- Skr. sana, het flabberend neêrhangen van de orlappen van een olifant.
- sêntagèn :
- is hetzelfde als sêtagèn, zie sêtagi.
- sundha :
- -misundha, zie beneden.
- sanjata :
- Skr. sandjâta, gewrocht.
- soca :
- zie sotya.
- sarad :
- Zie bij ngarad.
- sarira :
- Zie bij badan.
- sèrèd :
- Zie bij ngarad.
- saradula :
- of sardula, Skr. sjârdoêla, een tijger.
- sarat :
- -ngisarati, z.v.a. nyarati, voor iets als middel aanwenden, iets van een middel voorzien; inzonderheid voor iets het een of ander middel aanwenden, opdat het wel slagen moge.
- sarasa :
- is waarschijnlijk het Skr. sârasa, tot een vijver of groote waterkom behoorend, van saras, een vijver of groote waterkom; een water.
- sarsana :
- is zamengesteld uit sa, en arsana.
- surup :
- II. -tanpa surup of tanpa sêrap, zonder er iets van te weten, d.i. zonder te weten waarvoor.
- sraya :
- -marasraya, zie beneden.
- sareyan :
- Holl. sergeant.
- sarambah :
- -nyarambahi of narambahi, Vrg. marambahi, beneden.
- sorog :
- -sorogan, de sleutels of wisselplankjes van een Gambang, om het instrument op een verschillenden toon te stemmen.
- sarung :
- -sarungan, sarungan kêndhali, z.v.a. sarung kêndhali, hoofdstel.
- sêkar :
- -sêkaran of sêkaran, Lees: sêkaran of sêsêkaran.
- sokur :
- of sukur, beteekent God dank! Dikwijls wordt het gebruikt in den zin van: het ware wenschelijk, het zou wenschelijk zijn, ik zou blij zijn.
- sadu :
- -marasadu, zie beneden.
- sudi :
- -marsudi, zie beneden.
- sudarma :
- ook edelmoedig, en kasudarman, edelmoedigheid.
- sidikara :
- is zamengesteld uit sidi, en kara, Skr. kâra, het maken.
- sot :
- -ngêsotake, N., -kên, K., zie beneden.
-
--- 792 ---
- sotya :
- of soca, ook kwast, in hout.
- sêtagi :
- en sêtagèn, Men zegt ook sêntagèn, zie boven.
- sês :
- -[vrg. êsas, boven]. Lees: [vrg. êsês, boven]. -mêsês, zie beneden.
- sisa :
- -sisan, ook z.v.a. sisan, Lees: ook z.v.a. pisan.
- soso :
- Vrg. ngoso, -manyonyo, zie beneden.
- suwur :
- -misuwur, ook misuhur, zie beneden.
- sawat :
- benaming van een soort van Batik.
- salendro :
- Zie bij gamêlan, onder gamêl.
- sêlak :
- -kasêlak, ook te spoedig.
- salêpi :
- is Kråmå, van salêpa, Ngoko.
- salab :
- T.D. besmetting [waarschijnlijk het [Ar. tsalab], vuiligheid, iets waarmêe iemand besmet of beklad wordt]. -kasalaban, besmet of beklad wordt]. -kasalaban, besmet worden, beklad worden; ook z.v.a. kaèmbèt, betrokken worden in een zaak.
- sêpahi :
- is het [Pers. sanyaahii], soldaat, en meer bepaald ruiter.
- supêk :
- -sumupêk, lees sumpêk, -masupêk, zie beneden.
- supata :
- -nyupatani, Vrg. ngupatani.
- sadhu :
- Skr. sâdhoe, regt; deugdzaam; een heilige.
- sidhêm :
- -masidhêm, zie beneden.
- sêmu :
- sêmukirang, benaming van een soort van Batik.
- sêmèru :
- sumèru of sêmèru, Lees: "sêmèru, zie sumèru, naam" enz.
- sêmuri-muri :
- lees sêmuri-suri, en het moet vóór het voorgaande sêmarasumi, staan.
- samudana :
- Vrg. mudana.
- sumêlang :
- Vrg. ook mêlang-mêlang.
- simpên :
- asimpên sumêlang, heimelijk bekommerd zijn.
- sumping :
- -pasumping, eig. voor Soemping, is een bijpacht, die of in geld, of in natura betaald wordt. Wordt de pacht in natura betaald, dan deze bijpacht in geld, en zoo omgekeerd. Er bestaat voor deze bijpacht geen bepaalde maatstaf: doch meestal bedraagt zij minder dan de eigenlijke pacht. Bl. 367, b, r. 5, lees somya, in plaats van somnya.
- sumăngga :
- zie măngga.
- suba :
- -upasuba en ngupasuba, zie ngupasuba.
- singkir :
- -nyingkiri, Vrg. ngingkiri.
- wah :
- II. -muwah, zie beneden.
- wau :
- Aan het eind van dit artikel moeten de woorden "Zie mau" doorgestroken worden.
- waon :
- -'kawaon of kawaonan, l.v." Dit moet op den vorigen regel staan, achter: verbeteren.
- wanuhara :
- Vrg. manuhara.
- wènèh :
- -nguwènèhi of ngwènèhi, zie ook ngènèhi.
- wănda :
- Vrg. bănda, I.
- wantu :
- II. is Kw. K.N., en beteekent ook vermeerdering, en bijdrage, bijstand [vrg. bantu]. mantu, en mawantu, zie beneden.
- wantah :
- -mawantah, zie beneden.
- wênyêd :
- -mênyêd, zie ook beneden.
-
--- 793 ---
- wicara :
- Vrg. bicara, -micara, zie ook ben, -micarani, zie beneden.
- wra :
- en awra, I. Vrg. bra, I. en abra.
- wur :
- II. Zie ook wuwur en mur.
- wèr :
- I. -mèr, zie beneden.
- wuri :
- -muri-muri, en mêmuri, zie beneden bij muri.
- wrêdi :
- Zie ook bij mawêrdi.
- wurda :
- -mawurda, zie beneden.
- wêrdèn :
- zie bij mawêrdi.
- wardaya :
- Vrg. ardaya.
- warta :
- -martak-martakake, N., -kên, K., zie beneden.
- warastra :
- is zamengesteld uit wara, II. en astra.
- wurya :
- zie muryani.
- wuryan :
- zie bij muryani.
- wêrêg :
- -mêrêg, zie beneden.
- wirang :
- -mirang, Ook merang, Zie merang, 2. ben. -mêmirang, zie bij mirang, beneden.
- waringin :
- -ringin kurung, lees waringan[2] kurung.
- wrêngkêng :
- Vrg. mrêngkêng.
- wikridita :
- Skr. wikrîditâ, spelende.
- wadana :
- -De vier Binnen-Wadånå's dragen de afzonderlijke benamingen van wadana kaparak têngên, wadana kaparak kiwa, wadana gêdhong têngên en wadana gêdhong kiwa, de vier Buiten Wadånå's die van wadana sèwu, wadana panumping, wadana siti en wadana agêng, Wellig hadden deze acht hoofdambtenaren in vroegere tijden ook afzonderlijke werkzaamheden: maar tegenwoordig is dit niet het geval: zij nemen gezamentlijk deel in alles, wat ten behoeve van den Vorst verrigt moet worden. Behalven deze acht en den wadana jêksa, heeft de Vorst nog als hoofd- ambtenaren in zijn dienst den wadana kaum, d.i. den mas pangulu, of Hoogepriester, den wadana galadhag, den hoofdleverancier van transportmiddelen, den wadana kalang, het hoofd over de houtwerken, en den wadana pawon, den opperhofmeester. wadana karaton, is een ambtenaar, die het oppertoezigt heeft over de tuinen der gemalin van den Vorst.
- wadata :
- is waarschijnlijk het Skr. awadâta, wit; helder; ook fraai, schoon; of awadatta, weggegeven, weggeschonken.
- wudêl :
- K.N. navel [vrg. pusêr].
- wit :
- I. Zie ook nguwiti.
- watu :
- -matu, zie beneden.
- watir :
- Zie bij kuwatir, -mutawatir, Zie bij kuwatir.
- watara :
- botên mawi ing sawatawis, onmatig, b.v. drinken. -matara, zie ook ben.
- watak :
- I. -matak of matêk, K.N. zie ook beneden.
- wasuh :
- zie masuh.
- wisuh :
- Vrg. masuh, -ngisuhi, zie beneden.
- wisik :
- Vrg. bisik, -misik, z. ook ben.
- wastu :
- -mastu, zie beneden.
- wasita :
- I. is waarschijnlijk het Skr. wasjita, gewenscht, het gewenschte; of wasjitâ, onderwerping.
- wisaya :
- Vrg. bisaya.
- wasiyat :
- -ngasiyatake, N., -kên, K., zie beneden.
- wawa :
- -mongwa, zie beneden.
- wuwuh :
- Vrg. ook buwuh.
-
--- 794 ---
- wiwandha :
- Vrg. Skr. wiwadha, juk; last.
- wuwur :
- -muwuri, zie beneden.
- wiwit :
- Vrg. ook bibit.
- waluh :
- -waluh kênthi, een soort van kalabas met een harden schil, die gewoonlijk gebruikt wordt om er olie in te doen.
- waloh :
- z.v.a. waluh.
- wêlah :
- 2. Vrg. pambêlah, bij bêlah.
- walik :
- Vrg. ook balik.
- waluya :
- -maluya, zie beneden.
- wêlagar :
- -mêlagar, zie beneden.
- wêling :
- -mêlingi, zie mêling, beneden.
- wêdhar :
- -mudhari, zie beneden.
- wadhang :
- -madhang, zie beneden.
- wujang :
- zie bij bujang, -mujang, zie beneden.
- wiyah :
- -sawiyah, beteekent elk en een iegelijk, of z.v.a. sabarang, het een of ander.
- wiyar :
- -ngwiyarakên of ngawiyarakên, zie beneden.
- wiyak :
- -miyak, Vrg. bij piyak.
- wiyadi :
- is het Skr. wjâdhi, ongemak, kwaal.
- wiyat :
- -ngawiyat, zie beneden.
- wiyagra :
- Skr. wjâghra, een tijger.
- wayang :
- -[basang], lees [bayang] .
- wêgah :
- -mêgahake, N., -kên, K., zie beneden.
- wigêna :
- -migênani, zie beneden.
- wugari :
- -mugarèni, zie beneden.
- wigati :
- Skr. wigati, heengang.
- wigugên :
- Vrg. migêg.
- wong :
- -mawong sanak en mawongan, zie beneden.
- wingi :
- Vrg. bingèn.
- wungu :
- -ngwungu, zie beneden.
- wăngsa :
- - = sanaka, lees = sanak.
- wungwang :
- Vrg. bungbang.
- lah :
- -manglah, zie beneden.
- luhung :
- -linuhung, z.v.a. linuwih, b.v. kangjêng nabi linuhung.
- lana :
- II. De oorspronkelijke vorm zal wel lêlana, zijn, het Skr. lalana, vermaak, tijdkorting. -malana, mêlana of mulana, zie beneden.
- landheyan :
- --een wandelstok. Lees: een vaandelstok.
- lonyoh :
- -malonyoh, zie beneden.
- locot :
- --Lees mlocoti, in plaats van mlocoti.
- locita :
- Skr. lătjita, gesproken.
- liru :
- -lumintu en mlintu, zijn K.N.
- luri :
- -nglêluri, zie beneden.
- luru :
- II. -ngluru, zie ook beneden.
- lêrêb :
- -[nginap, N. Lees: [nginêp, N.
- laku :
- -malaku, zie ook beneden. -milampah, is K.N.
- lêkêr :
- -nglêkêr, Vrg. nglêkêr.
- lata :
- -malata, zie beneden.
- los :
- Vrg. bolos.
- lèsèh :
- -malèsèh, zie beneden.
- losin :
- Holl. dozijn [Ml. lusin] ]. salosin, een dozijn.
- lawan :
- -balawanan, zie beneden.
- liwat :
- -maliwat, zie beneden.
- luwang :
- I. -mluwang en miluwang, zie beneden. -II. lêluwangan, ondervinding.
- lolo :
- -mêlolo, zie beneden.
-
--- 795 ---
- lêlêt :
- ngêlêt, zie ngêlêt, beneden. Lees. lêlêt, nglêlêt, zie nglêlêt, beneden. -malêlêt, zie beneden.
- lêpi :
- Vrg. lêpèh.
- lupa :
- -marlupa, zie beneden.
- lepa :
- is het Skr. lêpa, pleister; bepleistering.
- lêpèh :
- Vrg. lêpi, -lêpehan of lêpeyan, z.v.a. lêpiyan, zie lêpi.
- laya :
- -malaya, zie beneden.
- layang :
- -nglayang of belayang, zie beneden.
- liyang :
- Zie ook kliyang.
- lêmpir :
- ook K. [bantal, N., kajang sirah, K.h.] kussen, hoofdkussen.
- lempar :
- zie nglempar.
- lompong :
- zie malompong.
- lompongan :
- zie malompong.
- lembat :
- -malembat, zie ook beneden.
- lêmbing :
- -blimbing, zie beneden.
- laga :
- is waarschijnlijk het Skr. laga of lagha, nabij zijn, raken, in aanraking met iets zijn; ook gaan, zich bewegen -malaga, zie ben.
- lêga :
- beteekent eigenlijk ruim, open; ruimte; ruim zijn of worden; b.v. van een weg, die niet vol is, zoodat men er langs kan.
- lêthis :
- zie nglêthis.
- lang :
- zie nganglang.
- lêng :
- -ngênglêng, zie beneden.
- langon :
- -milangoni, zie beneden.
- longok :
- zie malongok en nglongok.
- lèngkèt :
- -balèngkèt, zie beneden.
- langkung :
- -nglangkungi, ook ergens overgaan of overtrekken, b.v. over een brug.
- langlang :
- zie nganglang.
- lênglêng :
- -nglênglêng, Vrg. ngênglêng.
- panêkar :
- eig. poët. het voorzien van bloemen; gew. een ondergeschikte, z.v.a. sosoran.
- panastèn :
- -panan, lees panas.
- pundhak :
- K.N. Het Kr. h.is. midhangan.
- pêndhêm :
- Vrg. ngêndhêm.
- pênthèng :
- Zie bij mênthèng.
- pranaja :
- is zamangesteld uit prana, Skr. prâna, ook lucht, en ja, II., Skr. dja, ook geboren.
- pêrak :
- Vrg. ngêrpak. Bl. 482, a, r. 12 v.o., lees. pratisthi, Kw. klaar, helder, enz.
- prasapa :
- van het Skr. sjâpa, vloek, met het voozetsel pra.
- pêrpak :
- Vrg. ngêrpak.
- parongos :
- zie mrongos.
- pakering :
- zie ering.
- pêkak :
- -pamêkak, in de beteekenis van middelijf is K.h., bangkekan, K.N.
- pêksa :
- -mêksa, Vrg. mêsa. Bl. 494, a, r. 15 v.o., lees: piksa, Kw. kennis enz.
- pidih :
- zie midih.
- padik :
- Kw. het strak en stijf kijken. -padikan, K.N. iets dat men in het oog heeft en voor zich bestemt.
- pidhak :
- Vrg. bidhak.
- petan :
- Vrg. ngulik.
- pitik :
- Vrg. itik, bij ngitik-itik.
- pusus :
- Vrg. ngusus.
-
--- 796 ---
- phalak :
- [Ar. falak], de hemelboog of de dierenriem. ngèlmi phalak, de astrologie.
- palwa :
- Skr. plawa, een vlot; een boot.
- pêdhati :
- Vrg. bêdhati.
- padhawangan :
- Vrg. badhawangan.
- piyaphat :
- -Lees: [fiyaafat] in plaats van [qiyaafat .
- pampus :
- beteekent schoen zonder hielen, met platte hielen.
- pinguk :
- Vrg. nginguk.
- pangkrêt :
- -mungkrêt, Zie bij ngungkrêt.
- pangangsalan :
- Zie kalong, II.
- dhara :
- III. Vrg. het Skr. dhara, bevattend, inhoudend, dragend; ook de baarmoeder.
- ja :
- II. is het Skr. dja, geboren, kind, in zamenstellingen.
- jêlog :
- -ngêjlogi, zie beneden.
- jujur :
- -ngajujur, zie beneden.
- yatin :
- Lees een in plaats van eene.
- yoga :
- -ngayogya, zie beneden.
- muniwara :
- is zamengesteld uit muni, Skr. moeni (zie bij munindra) en wara, I.
- mindêng :
- De grondvorm is indêng, Men zegt ook saindênge, voor altijd, immer.
- mênthèng :
- De grondvorm is pênthèng.
- midih :
- II. pinidih abrit, rood geverwd. De grondvorm is dus pidih.
- modana :
- Vrg. het Skr. mădana, verheuging.
- mami :
- Vrg. het Skr. mama, van mij.
- mangap :
- zie ngangapake.
- minggah :
- Lees: zie unggah, in plaats van: zie ungguh.
- munggah :
- Lees: zie unggah, in plaats van: zie unggah.
- giri :
- -Lees girinata, in plaats van girinasa.
- griya :
- is het Skr. greha, woning, huis.
- gupita :
- is het Skr. goepita of găpita, veborgen, bewaakt; verward, verontrust; en gesproken, gezegd.
- gupala :
- Vrg. Skr. găpâla, een keeherder; ook bijnaam van Kresnå. Bladz. 665, b.r. 6 v.a., lees gumarêk, in plaats van gumrêk.
- gambira :
- -gambilalaya, Lees: gambiralayang.
- gagak :
- Vrg. het Skr. kâga, een kraai of raaf.
- baita :
- Zie bij baitra.
- baitra :
- is het Skr. wahitra, schip, boet.
- bana :
- IV. is het Skr. bâna of wâna, een pijl.
- bargawastra :
- -Lees: "Råmå-Bargåwå" in plaats van "Råmå-Bargårå"; en "Parasoe-Rama" in plaats van "Parasoe-Kama". Bl. 694, b, r. 1. v.o. en bl. 695, r. 1. leze men aldus: brangkal, K.N. een stuk of brok van een baksteen; en dan op een nieuwen regel:
- brengkal :
- K.N. iets van den grond opnemen.
- baduwi :
- Lees Beduie in plaats van Beduin.
- bismillahirahmanirakhim :
- Lees: Ar. [bismillaahirrahmaanirrahiim]
- bonglot :
- Lees: belot, in plaats van bolot.
1 | andêl-andêl. (kembali) |
2 | waringin. (kembali) |